dinsdag 6 januari 2015

Lost factory


In de tijd van mijn jeugd zijn er veel fabrieken in mijn woonomgeving. Dat is normaal. De fabrieken liggen meestal midden in de woonwijken als een behoedzaam kloppend hart. Woon- en werkverkeer vaak te voet of in het edelste geval per fiets marcheren of draaien de wielen rond richting Fabriek. Want daar gebeurt het. De portier –altijd met de pet op en een big moustache onder his royal nose- staat in de opening voor zijn wachthuisje. Hij zet de hekken wagenwijd open en tuurt streng maar rechtvaardig naar al dat werkvolk dat binnenkomt om te ploegen in het gezicht zijner aanschijns. De mensen maken lange dagen en verzetten zonder te morren veel werk en verdienen hun boterham. De werkgever floreert goed door hun tomeloze inzet en economisch gezien groeien de bomen tot aan de hemel. In deze gouden tijdenzijn ook de kerken boordevol en niet opdraven is er niet bij want dan komt de pastoor op bezoek voor toenemende populatie aanvragen of boetedoening. Niet luisteren of met de stroom meezwemmen, betekent automatisch geen geld. De sociale voorzieningen zijn pover. Toen was geluk nog heel gewoon, zo ook misbruik en knechting. Iedereen loopt in de pas naar de fabriek of naar de mijnen in het zuiden.

Na vele jaren van dienstbaarheid gaan de fabrieksdaken open en schijnt de zon naar binnen voor de vitaminen AD en het economisch rendement. Human resource management heeft uitgewezen dat als je de werknemers meer zonlicht en op warme zomerdagen soep “voert” dan blijven de prestaties overeind en is het gewin des te meer.

Hebzucht of grenzen verleggende ideeën maken dat grote werkgevers, de multinationals, anders gaan denken en veraf buiten Nederland gaan investeren. Dat laat de belastingwetgeving graag toe.
Feit is dat meer winst wordt gemaakt. Het kloppende fabriekshart van weleer wordt een bloedend hart zonder oogmerk op verliezen of menselijkheid.

Het sluiten van fabrieken weegt niet op tegen de financiële winsten. Fabrieken en hun terreinen liggen er eenzaam en verlaten bij. Zij worden niet meer gebruikt en hun bloedend hart wordt niet meer gereanimeerd maar simpelweg wordt de stekker er uit getrokken.  Een doodse kille boel blijft over. De arbeiders komen niet meer naar de fabriek. Dorpen worden langzaamaan desolaat. Winkels sluiten en de spaarcenten worden elders waar het goedkoper is dan in het dorp uitgegeven.

De natuur op haar beurt ziet haar kans en klimt voorzichtig over en door de hekwerken heen. In goten en tussen straatstenen in, groeit van alles van struikgewas tot onkruid en wilde bloemen.  Een nieuwe voedingsbodem voor een ongestoord vegetatieve flora. IJzer raakt verholen onder mos en groen met een recyclebare beweegreden. Wortels van allerlei sterke plantensoorten dringen zich tussen schijnbaar onaantastbaar beton en steen heen en veroorzaken wiggen en banen zich steeds verder een weg totdat zij in direct contact komen met de malse voedingsbodem, oftewel de bron van leven. Het lijkt dan ook dat de jaargetijden de fabriek geselen onder hun tegenwoordigheid, jaar in jaar uit.
Fabrieken worden vergeten terwijl zij eigenlijk cultureel erfgoed zijn uit historisch- en sociaal aspect.
Achteraf is niemand blij en tegenwoordig zien we dat, multinationals onder de druk van Brussel terug komen naar Nederland en vakmanschap en ambachten in het vaandel worden gehesen.

Dat mensen te voet of met de fiets in lange slierten naar hun werk gaan, dat zullen we niet meer meemaken. De infrastructuur maakt dat we langer reizen voor ons werk.

De wegen worden aangepakt en nog steeds fiks uitgebreid.

Ons heden is mobiliteit zonder grenzen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten