Je hangt je hele leven lang spartelend en bloeiend aan een
boom. Met een arm houdt je je vast opdat je niet naar beneden valt. Je denkt
dat je een geheel bent met je grote robuuste houten vriend. De waarheid is net
iets anders. Jij bent de onwetende beschermengel. Met alles wat in de lucht en
in het licht langskomt of op je bladbody schijnt doe jij je voordeel ten
behoeve van anderen, als een ware spons. Jij bent zo flinterdun, zo smal
waardoor jij niet eens plaats hebt om iets van voeding of geluk op te slaan. Je
egoïstische grote houten vriend maakt dankbaar gebruik van jouw capaciteiten en
energie, waardoor hij in volle glorie praalt, straalt en groeit. Dat noemt men
nou een onbaatzuchtige symbiose. Jij bent getorpedeerd tot een heel nietig
sociaal wezentje, in elke vezel van je “blad”.
Nou ja nietig, zonder jou geen boom geen zuivere lucht geen
voeding en ga zo maar door. Zelfs dood zorg je voor voeding, luchtigheid en
bescherming in of op de bodem.
Eigenlijk heb jij met jouw arm die de boom in een charmante
greep - welke met zijn wortels diep in de grond de aarde wortelt- en daarmee de
hele wereld in je futiele greep.
Jouw arm wordt moe en raakt leeggezogen als een klein
overblijfsel wat eens een parmantig groen levend blad is geweest. Dan val je
van je troon, je uitzicht. Jouw lijf dwarrelt als een licht perkament achtig
veertje omlaag. Dit keer in de vorm van een uitgestoken hand. Nota bene op een
ijzeren tralie gestel van jewelste. Ook hier zal je geen stand kunnen houden.
Weggeveegd door mensen of meegewaaid met een zuchtje wind in een willekeurige
richting. Onder een haag weggemoffeld of in een kliko gestopt!
Dankjewel wereld
Tekst: Han Tummers
Foto: Jacco Bezuijen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten