Het ontstaan van een sneeuwvlokje begint ergens, maar waar?
Uitgeademde lucht, zweet- en angstdruppels, tranen van verdriet en blijdschap. Ook
tranen veroorzaakt door plotselinge strenge opgetreden winterse koude. De mens produceert
ontelbare tranen tijdens zijn of haar leven. Tranen beginnen in de ogen. Door
blijdschap en emotie verlaten zij node ons lichaam, graag of door onvoorziene
angsten. Tranen biggelen altijd langs de wangen omlaag naar de mondhoeken. Net
als de skiërs op de springschans van Garmisch Partenkirchen, als parallelle
gedachten wenk. De wind, de zon of de koude van de winter zorgen op natuurlijke
wijze dat er iets met de waterlanders gedaan wordt als een laatste
onaantastbare levenskans. Echter tranen kunnen niet sterven. Als een kameleon
groeien zij mee in de seizoenen en veranderen en meanderen. Zij worden lichter
dan lucht en opgezogen naar hogere, serenere en zuurstofrijke oorden en
regionen. Daar zouden zij kunnen uitrusten en op hun lauweren en gaan teren op
verkregen kansen. Maar druppels zitten vol leven en vol organismen. Zij
veranderen gestaag door en ontwikkelen zich tot nieuwe vormen met oude bekende
karakters. Ontplooien doen zij zich zonder opgelegde opdrachten, slecht en
alleen aangedreven door de willekeur van de seizoenen op aarde.
Tranen hebben eerder het lichaam van de mens verlaten om
uiteindelijk spontaan terug te komen als een witte stille dief in de nacht. Tijdens
hun dans in de lucht kristalliseren zij tot ongekend mooie microscopische vormen.
Hun genetica loodst hun richting aarde. Zij dwarrelen omlaag naar hun donor of
tranenmaker.
Tijdens hun zoekvlucht passeren zij vele huizen en straten. Slechts
en alleen om terug te keren naar de bron van hun bestaan. Zij passeren vele domussen,
daar waar tranen massaal vloeien of gevloeid hebben door geluk, wanhoop, des
pair, of uitzinnig lijden of door ongewild toegepast geweld. Daarbij constateren
deze kameleon tranen veel eenzaamheid en afzondering van hun gewezen bron van
bestaan. Nu nog resterend als een teruggetrokken component van de harde meedogenloze
wereld.
Niet meer mee kunnen met de economische begrippen, maar meer
moeten doen met veel minder materialisme is het onvrijwillig opgelegde dogma
van geen keus hebben. Een ware onuitputtelijke bron van tranen en uiteindelijk
sneeuwvlokjes.
De wind draagt de getransformeerde druppels nu mee als
vrolijke lichtpuntjes in de vorm van sneeuwvlokjes, over landgrenzen tot zij
uitkomen bij hun gebieder hun maker, de mens.
Daar nestelt het sneeuwvlokje zich gedwee als een markant uitkijkpunt
tussen talloze andere sneeuwvlokjes op daken, zij hechten daarbij aaneen als een
close familie. De koude is hun mantel, hun kracht. Zij brengen alweer warmte
naar de mens.
De mens op zijn beurt is niet blij meer. Het is koud. De
sneeuw van eigen DNA maakt alles glad en onbegaanbaar. Dan wordt de sneeuw
bestreden met zout en machinale sneeuwruimers. De witte maagdelijke sneeuw
eindigt als een grijze, vieze smurrie langs de kant van de weg om opnieuw het
tijdelijke einde te vinden. Uiteindelijke dooi betekent een nieuwe waterige
tranerige levensvorm, die verder gedwee afvloeit als een welwillend weeskind in
menselijke riolen, de bodem in. Om daarna weer opnieuw voor leven te zorgen met
hun gecombineerde onuitputtelijke waterigheid.
De mens zou beter moeten weten voordat zij haar hand opheft
tegen de ongrijpbare- en gelukkig onaantastbare sneeuw.
You can shoot the snow but you can’t kill it, no way!